Het beleid voor de lokale heffingen is conform de uitgangspunten zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij de Programmabegroting 2020 - 2023:
- De tarieven voor de OZB en overige belastingen (hondenbelasting, precariobelasting, forensenbelasting en (water)toeristenbelasting) worden geïndexeerd met 1,5%
- 100% kostendekkendheid van de verschillende heffingen en leges. Vanwege de (landelijk) wettelijk verplicht vastgestelde tarieven voor identiteitsbewijzen en rijbewijzen kan bij deze heffingen dat uitgangspunt niet worden gehanteerd.
- Het vastrecht voor de afvalstoffenheffing wordt verhoogd van € 122,00 naar € 142,00 per huishouden
- Het tarief voor de rioolheffing voor een meerpersoonshuishouden wordt ongewijzigd vastgesteld op € 353,00
De tarieven voor gemeentelijke belastingen en heffingen worden ieder jaar door de gemeenteraad bij
verordening vastgesteld. Op basis van het raadsbesluit van 12 december 2019 zijn de tarieven voor 2020
vastgesteld.
Uitgangspunt voor de berekening van de tarieven onroerende zaakbelastingen is dat de gemiddelde
waarde schommelingen (WOZ-waarden) worden geneutraliseerd in de tarieven. Naast de indexering
van 1,5% is bij de vaststelling van de tarieven rekening gehouden met een gemiddelde waardestijging
van 4,5% voor woningen. Voor de niet-woningen (bedrijven) zijn de gemiddelde WOZ-waarden gelijk gebleven. Dit betekent dat de te betalen onroerende zaakbelasting bij een gemiddelde stijging van de WOZ-waarde (waardeontwikkeling) van een perceel met 1,5% (indexering tarief) wordt verhoogd.
In 2020 is het beleid conform de vaststelling uitgevoerd. Als bijzonderheid is daarbij voor de precariobelasting met een collegebesluit afgeweken voor zogenaamde corona specifieke situaties.